Het geld komt bij Librius natuurlijk niet uit de lucht vallen. Aan de inning van de vergoedingen uit collectieve auteursrechten gaat een complex proces vooraf.
Wettelijke vergoedingen: de geldbron van Librius
Reprobel en Auvibel inningen
In het domein van de wettelijke licenties (reprografie en openbaar leenrecht) ontvangt Librius de vergoedingen die ze verdeelt onder haar leden, van de centrale beheersvennootschap Reprobel en Auvibel. Librius is lid van de Raad van Bestuur en van het Uitgeverscollege van beide beheersvennootschappen, en zorgt er op die manier voor dat Vlaamse boekuitgevers het aandeel uit de pot vergoedingen voor reprografie en leenrecht krijgen dat hen toekomt. Reprobel heeft, als centrale beheersvennootschap, een wettelijke monopolie om de vergoedingen uit reprografie en openbaar leenrecht te innen. Auvibel heeft een gelijkaaridg wettelijk monopolie om vergoedingen uit thuiskopie te innen.
Het koninklijk besluit van 18 oktober 2013 betreffende de thuiskopie vergoeding, stelt de modaliteiten van de inning, de verdeling en het toezicht van de vergoeding vast, evenals het tijdstip waarop deze verschuldigd is. Sinds 1 december 2013, werd de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik uitgebreid tot alle types van werken, inclusief “letterkundige werken”. Het recht op de vergoeding voor het kopiëren voor privégebruik (de thuiskopie vergoeding) komt voortaan toe aan de auteurs, de uitvoerende kunstenaars, de uitgevers van werken van letterkunde en van beeldende of grafische kunst en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken. Voorheen werd een dergelijke vergoeding enkel geïnd voor muziek en film dus deze wettelijke aanpassing was zeer wenselijk in het licht van de digitale ontwikkelingen die zich ook in de boekensector manifesteren.
Reprobel en Auvibel verdelingen
Reprobel en Auvibel keren die vergoedingen echter niet rechtstreeks aan individuele auteurs en uitgevers uit. Ze doet via een reeks beheersvennootschappen van auteurs (SABAM, SACD/SCAM, SOFAM, VEWA, …) en van uitgevers (waarvan Librius er één is). De beheersvennootschappen behoren, naargelang het geval, tot het Auteurscollege of het Uitgeverscollege van Reprobel/Auvibel. In die colleges onderhandelen de beheersvennootschappen onder elkaar over de verdeling van de vergoedingen per type van werk (letterkundig, fotografisch werk) of per drager (uitgevers: boeken, tijdschriften, kranten, partituren en andere dragers). Die onderhandelingen resulteren in verdeelakkoorden die samen de ‘secundaire verdeling’ vormen.
De beheersvennootschappen keren het deel dat hen op die manier wordt toegewezen, vervolgens uit
aan de auteurs en uitgevers die bij hen zijn aangesloten.
Dat is de
‘tertiaire verdeling’, meteen ook de laatste stap in het verdeelproces. Wat Librius betreft,
vindt u meer hierover in de subsectie '
verdeling van de
vergoedingen'.